Nu een miljoen mensen op zoek zijn naar meer of ander werk en honderdduizenden studenten zich voorbereiden op de arbeidsmarkt wordt het tijd om het eerlijk te zeggen: er is geen werk, en het komt er ook niet aan.
Werkgelegenheid, zorg en onderwijs zijn de grote thema’s in het politieke debat van dit moment, maar de antwoorden zijn opvallend schraal. Roepen dat we ‘werk moeten maken’ betekent niet, dat we ook realistische plannen hebben om meer dan 5 of 10 % van de werkzoekenden weer aan de slag te krijgen. In de zorg ontkomt geen enkele partij aan de fatale mix van dienstenverschraling (u krijgt minder) en lastenverzwaring (u betaalt meer en moet meer zelf doen). En ten aanzien van het onderwijs blijven politici maar roepen dat er geld bij moet, ondanks de sterk oplopende aantallen goed geschoolde werklozen en de steeds sterkere signalen dat de schooljeugd er zelf – met reden – weinig vertrouwen in heeft.
Mijn gevoel van urgentie is groot. Als de grote werkloosheid niet zomaar over gaat, wat betekent dat voor de samenleving? Wat betekent het dat de leden van het pakkenproletariaat na een dure studie geen werk vinden, of het werk gaan doen waarvoor minder doorgeleerde mensen prima in aanmerking zouden komen? Drijven we mensen niet in de armen van het extremisme door te beloven dat het altijd weer goed komt?
Gemakkelijk geld
Er zijn helemaal niet zoveel redenen om te vertrouwen op het herstel van de werkgelegenheid. We wisten in de laatste vijftig jaar een eindeloze hoeveelheid doggy ball jobs te creëren met gemakkelijk geld. De vele honderden miljarden geleend geld in de woningmarkt en de opbrengsten van olie en gas zorgden voor een constante stroom van werk in de dienstensector en de kenniseconomie. Door deze welvaart zwaar te belasten kon zich een publieke sector vormen waarin miljoenen Nederlanders van de straat gehouden werden. In de internationale economie wist het westen het witte-boordenwerk lang vast te houden; computers vervingen vooral het eenvoudige werk.
Dat wordt allemaal heel anders. Dat arbeidsmarktdeskundigen nog vasthouden aan de vervangingsprognoses die doen alsof elke gepensioneerde vervangen wordt door een nieuwe Nederlandse professional, zegt meer over hun verleden dan over jullie toekomst. Als er duizend mensen met pensioen gaan levert dat in de meeste sectoren hoogstens 100 vacatures op, en het is maar de vraag hoe die vervuld gaan worden. Zelfs economisch herstel betekent niet vanzelf herstel van de werkgelegenheid omdat internationale concurrentie ons dwingt zo goedkoop mogelijk te produceren.
Schoolplicht
Tragisch genoeg zitten kinderen en jongeren nog steeds gevangen in een schoolsysteem dat hen alleen maar voorbereidt op de witte-boordenbanen die de komende jaren in grote getale zullen sneuvelen. Het zal niet lang duren tot het besef doorbreekt dat de schoolplicht een onwettige toepassing van het machtsmonopolie van de staat is. Jonge mensen moeten ervoor kunnen kiezen, wijzer te worden door werk, door buitenschools leren of door zelfstudie. Ik schat dat we moeiteloos 30% op onderwijs kunnen bezuinigen. Binnen school zijn er veel slimmere manieren om de ontwikkeling van jongeren te stimuleren, en buiten school kunnen jongeren zich veel beter voorbereiden op de belangrijkste vorm van werkgelegenheid van de toekomst: de schorteneconomie. Of je nu schoenmaker of chirurg wordt, wie dicht bij zijn klanten werkt heeft het minst te vrezen van automatisering en outsourcing. Als je tenminste beschikt over de juiste mix van vakmanschap en dienstbaarheid.
Ook ik weet niet hoe we ervoor kunnen zorgen dat elk mens straks weer 40 uur per week kan werken. In mijn Kleine economie voor opnieuw beginners laat ik zien dat we daar ook helemaal niet naar moeten streven. Niet het aantal uren dat we elkaar aan het werk houden, maar de mate waarin dat werk ons welzijn en welvaart bezorgt moet leidend zijn. We moeten loskomen van de koopkrachtplaatjes en de ideologie van werkverschaffing. Banenplannen zijn alleen zinvol als ze onze positie in de wereldmarkt versterken. We zouden veel meer kunnen leren van de toporders voor onze bedrijven en moeten investeren in de talen en vaardigheden die er in de internationale markt toe doen. In de belangrijkste haven van West-Europa spreken we Duits, Engels, Spaans, Hindi, Kantonees, Portugees en Arabisch.
Een betaalbare verzorgingsstaat
Als we ophouden te doen of we nieuwe werkgelegenheid kunnen scheppen door veel belastinggeld op te halen en uit te geven komt een heel andere oplossing voor de betaalbaarheid van de verzorgingsstaat in beeld. We moeten inderdaad minder uitgeven aan zorg en welzijn, maar dat kan veel eenvoudiger: koppel niet langer een geheel vast salaris aan de vaste aanstelling bij de overheid. In magere jaren verdient bijna elke belastingbetaler een stuk minder, dus waarom zouden mensen die uit de schatkist leven wel hetzelfde moeten blijven verdienen? Vanaf schaal tien mag er in schrale tijden best een procent of tien af, en in hogere schalen nog wel meer. Voor de goede orde, dat raakt ook mij in mijn portemonnee. Maar dat is veel minder erg dan het overbelasten van mantelzorgers omdat ouders en ouderen het wel zonder goede zorg zouden redden.
Rendementen uit het verleden
Of Pakkenproletariaat veel invloed zal hebben op de bewezen wijsheid van het economengilde is nog allesbehalve zeker; zij blijven zich waarschijnlijk liever baseren op koopkrachtplaatjes en groeiprognoses. Ik baseerde mijn onderneming op de paradigmatheorie van Thomas Kuhn die stelt dat we in een post-normale tijd niet zoveel hebben aan de theorie van gisteren. In deze tijd van verandering komen we eindelijk eens toe aan de vragen die we nooit hardop durfden te stellen: als we in een uur meer produceren dan vroeger in een week, waarom zijn we dan niet een uur per week gaan werken?
Wie het boek zeker moeten lezen, zijn de leden van het Pakkenproletariaat zelf. Hoger opgeleide werklozen die zich afvragen wat er mis ging in de arbeidsmarkt zullen er veel antwoorden vinden, en misschien ook wel een paar ideeën om hun eigen kansen te vergroten. Ook de mensen die jongeren voorbereiden op de arbeidsmarkt zullen een paar uur met dit boek moeten doorbrengen. Want als de witte-boordensector iets van vroeger is, hoe gaan we jongeren dan helpen om zich – nu en later – nuttig en gelukkig te voelen?